Na de zomer dragen bijna alle bomen, struiken en planten zaden of vruchten. De verscheidenheid is enorm. Allerlei vormen laten ze zien. Lekkere vruchten die door mens en dier worden gegeten. Sommige met pit en al. Vooral vogels gaan zich te buiten aan bessen. Die lekkernijen zijn er alleen maar om te zorgen voor de verspreiding van de zaadjes. Als ze met pit en al zijn opgegeten worden ze later ergens anders weer uitgepoept. Andere zaden hebben pluizen waarmee ze op de wind wegdrijven om een nieuwe groeiplaats te zoeken. Weer andere planten hebben haakjes waarmee ze aan de vacht van dieren en aan onze kleding blijven zitten. Denk maar aan klis en kleefkruid. Zaden in een soort doosje worden er door de wind uit geschud, zoals de klaproos. Dan zijn er ook nog planten die hun zaden wegschieten. Springbalsemien is daar wel heel erg goed in. Door al die manieren om voor het nageslacht te zorgen zijn er dus die verschillende vormen. Op dit ogenblik is er een grote struik die er heel rare kronkelige gevallen van heeft gemaakt. Het is de Magnolia. De enig goede Nederlandse naam voor deze boom of struik is Beverboom. Zijn vruchten zijn mooi rose-rood van kleur en er zitten plaatselijk verdikkingen op. In deze bobbels zit het zaad. Als deze bobbels rijp zijn en open barsten komt er een rood zaad tevoorschijn. Dat rode is de zaadhuid, die later vergaat en dan komt het zwarte zaad voor de dag. Je zou dat zaad kunnen zaaien en zo weer een nieuwe Magnolia kunnen kweken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten