donderdag 29 maart 2012

ZELDZAAM BEKERTJE

Vorige week zag ik mijn overbuurvrouw druk in haar grote tuin bezig. Ze heeft een mooie tuin met heel veel soorten planten en een grote groententuin met daarin ook veel klein fruit. Door de hele tuin staan de kerstrozen in vele vormen en kleuren volop in bloei. Ook andere voorjaarsbloeiers deden hun best. Dus de uitnodiging om even door de tuin te wandelen, greep ik met beide handen aan. We bespraken de toestand van de tuin, de gevolgen van de winter, de pracht van al wat bloeit en andere sier-, groente en fruit zaken en natuurlijk het heldere water van de prachtige vijver. Zodoende wees ze mij op een aantal plekken met paddenstoeltjes. Het waren bekerzwammen, dat wist ik wel, maar welke soort? Na een lekker kopje koffie in het voorjaars zonnetje, ging ik huiswaarts met een paar van deze bekertjes. De boeken op tafel, maar ik kwam er niet uit. Dus belde ik mycologe Inge Somhorst om hulp. Na enig onderzoek en een bezoek ter plaatse was de uitkomst er. Het was de Anemonen bekerzwam ( Dumontinia tuberosa ). Dit is een zeldzaam en op de rode lijst als bedreigd genoteerd bekerzwammetje. In de provincie Groningen slechts bekend van vier groeiplaatsen! Een super vondst, nog nooit eerder zag ze deze bekertjes in zulke grote aantallen. De zwam leeft op de wortels van de bosanemoon, maar ook op gekweekte anemonen en op speenkruid. Het is een parasiet, maar ik heb aan de planten weinig schade kunnen ontdekken. Hoe erg een plant er van te lijden heeft is mij onduidelijk. Vanuit een soort knolletje ( sclerotium ) groeit een lange steel van 3 tot 4 cm. tot soms iets boven de grond waarop dan het bekertje zit. Van hieruit kan het dan zijn sporen mee geven aan de wind. Hopelijk vinden deze een geschikt plekje om te ontkiemen ergens in het Harens groen.

woensdag 28 maart 2012

LUZULA



Gewone veldbies, bloeiwijze



Gewone velbies, boven de vrouwtjes (stampertjes ), onder de nog gesloten mannetjes (meeldraadjes)

Luzula is de Latijnse benaming voor een geslacht van grasachtige planten, die bij ons de naam Veldbies hebben gekregen. Ze horen bij de grote familie van de Russen. ( Juncacaea ). In ons land komen vijf soorten veldbies voor. Het meest algemeen is de Gewone veldbies ( Luzula campestris ). Het is de veldbies die het vroegst bloeit. Hij staat al een week in bloei. In mijn tuin wordt hij op de voet gevolgd door de Ruige veldbies ( L. pilosa ) een minder algemene soort, die in Drenthe nog vrij algemeen voorkomt. Deze ruige klant doet het in mijn tuin zo goed, dat ik regelmatig aan het wieden moet. Dan heb ik nog een mooie pol van de Grote veldbies ( L. sylvatica ), die nu zijn knoppen al laat zien. Dit is in Nederland in het wild een zeldzaam voorkomende plant en wordt het meest gevonden in het Zuid-Limburgse heuvelland. Voor de tuinliefhebbers wordt hij veel gekweekt en wordt soms zelfs aangeplant in openbaar groen. De Veelbloemige veldbies ( L. multiflora ) is weer vrij algemeen en groeit dus ook in mijn tuin en bloeit later dan de vorige soorten, in april. De volgende is de Witte veldbies ( L. luzuloides ), een zeldzame soort, maar die zich in mijn tuin ook goed thuis voelt. Een niet in ons land voorkomende soort is de Sneeuwwitte veldbies ( Luzula nivea ). Deze in Europa voorkomende veldbies wordt veel gekweekt voor gebruik in tuinen en openbaar groen. Het is de laatst bloeiende soort en is een plant die door de siergras- en prairietuin rage erg in de belangstelling staat. Al met al een leuk geslacht. Vaak worden de kleine bloempjes over het hoofd gezien en kijken we naar het grotere geheel en naar het totaal beeld van de groep. Vandaar deze kleintjes vandaag eens van dichterbij in beeld gebracht.

Ruige veldbies

Grote veldbies nog in knop


dinsdag 27 maart 2012

BLAUWE HEREN



matsjo-man


let op de luchtbelletjes veroorzaakt door het kwaken

Omdat ik niet tevreden was over de foto's die ik onlangs maakte van de heren heikikkers nog maar es naar het Siepelveen bij Zeegse. Ze zaten er nog steeds met honderden tegelijk hun liefdesliederen ten gehore te brengen. Af en toe bijgestaan door padden en bruine kikkers. Voor de liefhebbers daarom nog een paar plaatjes van deze Zeegser zangknapen.

wie van de drie?


maandag 26 maart 2012

OP REIS


klaar voor de reis

Zaterdag de hele dag achter de vogels aan in het Lauwersmeer gebied. Een prachtige dag met meer dan 60 soorten vogels heel geslaagd. Vooral de hele zwerm baardmannetjes en de blauwe kiekman hebben de show gestolen. Ondanks dat struin ik ook graag wat rond in de omgeving. Er is meer te zien dan alleen vogels en mocht er plots iets bijzonders in de telescopen verschijnen, begint er wel iemand te roepen: "kom snel er vliegt een ....... langs. Zodoende zag ik langs de oever van de Zoutkamperril maar liefst vier soorten mossels en diverse huisjesslakken, allemaal aangespoeld door het hoge water van een tijd geleden. Veel van het aangespoelde materiaal, voornamelijk riet was hier en daar op grote hopen bijelkaar gebracht. Een van die hopen trok mijn aandacht. De hele bovenkant glinsterde in de zon. Dichterbij gekomen was te zien hoe tientallen spinnetjes rondkropen over de top van de bult riet tussen en over het grote netwerk van spinrag. Ze klommen op een hier en daar uit de bult stekende rietstengel, gingen met de kop in de richting van de wind staan en staken hun achterlijf iets omhoog. Daar verscheen uit de spintepeltjes en lange draad. Als die lang genoeg geworden was lieten ze zich los en zweefden weg van de rietbult. Hopelijk stond er genoeg wind om ze over de waterplas te laten zweven en vonden ze een geschikte plek om zich te vestigen

donderdag 22 maart 2012

DE HEI OP





de mannelijke bloeiwijze van de kraaiheide

de rode bosmieren

Aangestoken door de mooie blog van Natuurkieker Coby, naar het Dwingelderveld. Op zoek naar de adder en de heikikkers. Het weer was uitstekend voor deze beesten, daar lag het niet aan. Keek ik dan niet goed? Gelukkig kwam ik nog een soortgenoot tegen gewapend met camera, op adderjacht. Deze jager had ook geen succes gehad. Het lag dus waarschijnlijk niet aan mij. Vorig jaar had ik er wel eentje gezien, maar die was me te vlug af. Dan de heikikkers. De enige die een blauwtje liep was ik. Wel een paar jonkies gezien en een hele luidruchtige padden bijeenkomst, die weer te ver van mij af over elkaar heen krioelden. Dan de flora maar weer ingedoken. Er bloeide nog niet erg veel op de Dwingelder hei. Tot ik door een veld Kraaiheide strompelde op weg naar een plas waar een paartje grote zaagbekken zat. Door mijn gestrompel wolkte er een grote gele mist voor mij uit. De kraaiheide bloeide! Het donkere paarsbruine veld werd ineens interessant. Op de buik, toestel voor het oog en knippen maar. Dat knippen duurde niet erg lang. Van de pollen pijpenstrootje regende het wantsjes op mij neer en over mijn blote armen renden bosmieren. Nadat ik mij van al dat insecten gewriemel had bevrijd, eerst maar een hapje eten en wat drinken. De rest van de middag al fotograferend doorgebracht. Een drol van een vos die zich te goed had gedaan aan mestkevers, een drietand mestkever, wat mossen en korstmossen en een doorntje. Ik denk dat het het Gewone doorntje ( Tetrix undulata ) was. Dit is een klein soort sprinkhaantje en komt vooral voor op de zandgronden. Ze zijn er altijd al vroeg bij in het voorjaar en ik was dan ook niet verbaasd ze aan te treffen. Lastig is het wel, om zo'n klein springbeestje goed in beeld te krijgen, wat uiteindelijk enigszins lukte. Ook daar was ik weer zo stom in een mierennest te gaan liggen. Deze keer mooie zwart glanzende houtmieren. Tijd om de auto weer op te zoeken, bovendien kreeg ik trek in wat eten.  Het was half vijf en ik was al vanaf elf uur hier. Na een half uurtje was ik bij de auto en op weg naar huis.

het gewone doorntje

veldje kraaiheide Empetrum nigrum

woensdag 21 maart 2012

GROEN KANT OP DOOD HOUT



het groene kant op een dode stam

Het weer is top, dus tijd voor een wandeling. Vandaag heb ik gekozen voor een boswandeling. Het was heerlijk rustig in het bos. Dan bedoel ik, geen mens gezien. Ja eentje, maar die kwam met hond uit het bos. Dat was gedurende twee uur de laatste mens die ik tegen kwam. Natuurlijk was ik niet alleen. Mezen, spechten, vinken, tiftjaffen en nog een groot aantal anderen uit de vogelgids zongen uit volle borst. Een en al gejubel, het is voorjaar! In het bos lag redelijk wat dood hout. Kort geleden waren er weer een aantal omgezaagd en lagen languit tussen de kaarsrechte sparrenstammen op de grond. Dood hout voor de toekomst. Het voormalig productiebos wordt langzaam omgevormd naar een meer natuurlijk bos met uiteindelijk veel meer variatie. Meer soorten bomen en struiken en door dat dode hout meer insecten, paddenstoelen en mossen. Een van die mossen liet zich van zijn mooie kant zien, hij "bloeide". Van een mos spreken we echter niet van bloemen maar van sporenkapsels. Een hele stam was begroeid met Gedrongen kantmos ( Lophocolea heterophylla ). Dit kantmos hoort tot de groep van Levermossen, de andere groep mossen zijn de Bladmossen. Het Gedrongen kantmos is zeer algemeen en kan overal gevonden worden. In parken, bossen, plantsoen en zelfs in tuinen waar niet altijd alles wordt opgeruimd. Het groeit op dode en levende schors en dode plantenresten. Het maakt ze ook weinig uit wat voor soort hout of plant. In het voorjaar vormt de plant een soort buisvormig omhulseltje van het bovenste bladpaar, perianth geheten, waaruit dan een sporendrager ( sporofiet ) tevoorschijn komt. Als deze rijp geworden is springt het zwarte knopje open met vier slippen en geeft de sporen mee aan een zacht lentebriesje.

opengesprongen en nog gesloten sporenkapsels


maandag 19 maart 2012

VURIGE LARF


volwassen larf



Er lag een stapel brandhout in de weg, dus aan het werk. Een deel van het hout was afkomstig van een dode berk. De buitenrand is nog goed te gebruiken, maar er zit  veel witrot in. Ook een dode kastanje zat er bij. Hier groeiden al paddenstoelen op. Een paar oesterzwammen en toefjes fluweelpootjes. Bij het verslepen van al dat hout kwam ik van alles tegen. Slakken, pissebedden, loopkevers, duizenpoten en miljoenpoten. Achter een stuk loslatend schors vond ik een paar vreemde larven die ik niet direct thuis kon brengen. Het waren keverlarven dat was duidelijk, maar van welke kever? Eerst het fototoestel gehaald en ze op de plaat gezet. Dit weekend de boeken op tafel en zoeken naar keverlarven. Na een hele tijd zoeken en bladeren door de keverboeken kwam ik hem tegen. Het waren de larven van de Zwartkop vuurkever ( Pyrochroa coccinea ). Deze kever was ik al eens tegengekomen op de Eshof dus was het niet zo gek dat ik nu ook de larven tegen kwam. De grootste larf was bijna 2 cm. lang. Het meest opvallende was het geval aan de achterkant van het lijf. Als ik het beest aanraakte stak hij het op twee horens lijkende uitsteeksel omhoog, maar kon er verder niets mee uitrichten. Een beetje loos alarm dus. De specht of boomklever zal er niet van schrikken. Het zijn echter geen lievertjes. Ze maken onder de schors jacht op allerlei andere beestjes die daar  leven, vooral andere keverlarven, maar een worm gaat er ook wel in. Ze leven twee tot drie jaar als jagende larf om daarna als kever een leventje als vegetarier te gaan leiden. De mooie vuurrode kever, met zwarte kop,voelsprieten en poten, leeft veel korter. Van mei tot begin juni eten ze vooral stuifmeel en plantendelen, paren, leggen eitjes en sterven.

grijpkaken




het achterlijf


vrijdag 16 maart 2012

ME AND MY SHADOW

Wat een heerlijke voorjaarsdag was het donderdag. Lekker weer om foto's te schieten, in de tuin werken en een uiltje te knappen in de ligstoel. In de zon en uit de wind, laat de zomer maar komen! Ik ben er klaar voor. Alles zoemt om me heen, bijtjes, zweefvliegen, hommels en een cirtoenvlinder. Onderwijl koeren de houtduiven naar hartelust en meneer heggenmus doet zijn best om het gezang van meneer winterkoning te overtroeven. De fotosessie doe ik vandaag maar in de tuin, want ik wil deze dag mijn pergola af hebben. De Duitse pijp ( Aristolochia durior ) ligt al de hele winter op de grond. De oude pergola was ingestort en al opgeruimd. Crocusjes daar krijg ik nooit genoeg van. Altijd maar weer probeer ik ze nog mooier op de foto te krijgen. het stampertje en zijn schaduw vond ik wel geslaagd. Vandaar.

woensdag 14 maart 2012

OP VRIJERS VLEUGELS

Op zoek was hij, op zoek naar vrouwtjes in de nacht. Plots werd hij een lichtpunt gewaar en zoals zovele nachtbrakers vloog hij er op af. Na een poosje rond mijn buitenlamp te hebben gefladderd is hij, moe geworden, maar op de muur gaan zitten. Daar heb ik hem gevangen en in een potje gedaan. De volgende morgen hem op een boompje in mijn tuin gezet voor een foto sessie. Hij vond het allemaal prima en bleef rustig zitten. Het was de Voorjaarsboomspanner  ( Alsophila aescularia ). Hij hoort bij de grote familie van de spanners ( Geometridae ). Al in februari begint hij te vliegen als het weer het toelaat. Het vrouwtje heeft geen vleugeltjes en kan dus niet vliegen. Vandaar dat de man op zoek moet naar een vrouwtje, dat zit te wachten ergens op een boomstam. Dat alles doen ze in de duisternis van de nacht. Het zijn echte nachtactieve beestjes. Na een zwoele vrijpartij legt het vrouwtje haar eitjes en zal sterven, net als later ook het mannetje. Na half april zijn ze allemaal vertrokken naar de eeuwige jachtvelden als ze al niet van tevoren zijn opgepeuzeld door onze gevederde vriendjes. Zo eind april komen de rupsjes uit hun ei en gaan zich tegoed doen aan het verse groen van de bomen of struiken waarop ze zijn geboren. In de zomer gaan ze zich, rond gegeten, verpoppen in een coconnetje in het strooisel onder hun voedselplant. Daar blijven ze wachten tot de ergste winter voorbij is, om in februari weer als vlinder tevoorschijn te komen, met of zonder vleugels.

dinsdag 13 maart 2012

EEN SCHIJN VERTONING


Corylopsis spicata

Er bloeien al weer diverse struiken met dit warme voorjaarsweer. Gele kornoelje is wel de bekendste voorjaarsbloeier na de winterbloeiende Toverhazelaar. Die Toverhazelaar ( Hamamelis ) die geen Hazelaar is. Weer zoiets, wie die namen ooit heeft bedacht.........maar goed er is nog een Hazelaar die ook geen Hazelaar is. Die hebben ze Schijnhazelaar genoemd. Je moet het maar kunnen bedenken. Zijn deftige naam is Corylopsis, wat ook al weer verdacht veel lijkt op Corylus, de Latijnse naam van de hazelaar. Genoeg gezeurd over de naamgeving. Wat hebben we hier voor struik. De schijnhazelaar komt oorspronkelijk uit Japan en China.  De Corylopsis spicata en de C. pauciflora uit Japan worden het meest gekweekt. De C. spicata wordt een grote struik en kan wel drie meter hoog worden. De C. pauciflora blijft met een goeie meter hoog een stuk lager en wordt dan ook het meest in onze tuinen aangeplant. Er zijn ook twee soorten met heerlijk fris geurende bloemtrosjes. Helaas is er vaak moeilijk aan te komen. Het zijn de C. glabrescens en C. sinensis var. calvescens, alle twee afkomstig uit China. Deze twee heb ik in mijn tuin, maar ze komen altijd een dikke week later in bloei dan die andere twee. Dat gedoe met die hazelaar snap ik dus nog steeds niet maar de Corylopsis en Hamamelis horen wel met z'n tweetjes tot dezelfde familie, de Hamamelidaceae. Behalve mooie en vaak geurende bloemen heeft deze familie in het najaar ook prachtige herfstkleuren, helder goudgeel en gloeiend oranje-geel. De bloemen worden bezocht door bijen en hommels en dat is te zien aan de zaaddoosjes van het vorig jaar die nog aan de struik zitten. Geef hem een zonnige wat beschutte plek met goed doorlatende, humushoudende grond en succes is verzekerd. 

maandag 12 maart 2012

NOG EEN WITJE

Vooruit, nog een wit bloeiertje in deze serie. Ook al weer zo'n aardig voorjaarsding. De eerste bloempjes waren al open gegaan voor de vorst inviel. Die waren dus allemaal kapot gevroren. Gelukkig heeft het Wit hoefblad ( Petasites albus ) altijd nog een heel voorraadje knopjes achter de hand. De vorst was nog niet eens uit de grond of de bloei ging al weer opstarten. Altijd verwelkomt door de eerste bijen en hommels. Al jaren heb ik hem in mijn tuin, rustig kruipend met zijn dikke rupswortelstokken, maar nooit woekerend. Na de bloei ontwikkelen de bladeren zich, ook al weer niet alles bedekkend. Een hele rustige vrolijke plant. Heel wat rustiger dan zijn grote broer, Groot hoefblad ( Petasites hybridus ) die straks in bloei komt.

zaterdag 10 maart 2012

KERSTLENTE

Boos ben ik. Heel boos. Wie bedenkt toch al die namen voor ons, kinderen van Flora. Het lijkt werkelijk helemaal nergens op!
Kerstroos hebben ze mij genoemd. Ik heb echt helemaal niets van doen met dat feest en bovendien ben ik geen roos. De mensen spitten mijn soortgenoten uit de grond, drukken ze in een plastic pot en zetten ze in een warme kas. Van schrik gaan ze dan bloeien inplaats van  in het voorjaar, om met de kerstdagen hun huizen mee op te fleuren. Wat nog erger is, na de kerst worden de meeste gewoon in de gft container gedumpt. Fijne Kerstdagen! O, ja dan nog dat roos verhaal, ik ben geen roos en ben daar in de verste verte geen familie van. Speenkruid, boterbloemen en anemoontjes, dat is mijn familie. Met een deftige naam zijn wij de familie van de Ranunculaceae. Goed beschouwd ben ik net als de crocus en het sneeuwklokje, die samen met mij bloeien, een voorjaarsbode. Ook mijn zondagse naam Helleborus niger vind ik maar niks. Ik ben niet niet in de Hel geboren en ook niet in het Afrikaanse Niger. Dat niger betekent zwart. Ja, ik heb zwarte wortels en zwarte zaadjes. Maar veel opvallender zijn mijn mooie donkergroene glimmende bladeren, die het hele jaar, ook in de winter zichtbaar zijn. Nog opvallender en prachtig wit met schitterend gele meeldraadjes zijn mijn bloemen die pas nu echt bloeien.
Wie geeft mij een nieuwe beter passende naam?

donderdag 8 maart 2012

ZO HEEL KLEIN

Vroegeling - Erophila verna op de muur langs de Harenerhof
Het vroeg zich af, hoe was het hier tercht gekomen? Dit was eigenlijk niet de plek waar al zijn soortgenoten groeiden. In de duinen en op zonnige zanderige plekjes in tuinen, plantsoenen en kwekerijen, daar waren de anderen. Hier zat het in de volle wind met heel weinig te eten. Een beetje humus wat was aangewaaid en cement. Gelukkig had er wel eens een vogel gepoept zodat daar nog wat van gesnoept kon worden. Verder niets zelfs water was schaars. Dan nog al die rare buren, fel gekleurde korstmossen en om de hoek een plak grijs korstmos. Om nog maar niet te spreken van die gekke mossen met hun gesnavelde sporendoosjes in de lucht op van die glanzend bruinrode stengeltjes. Maar hoe dan ook het zat daar en wat moet je dan. Weglopen kon niet, vliegen ook al niet. Bovendien zo'n anderhalve meter boven het maaiveld, best wel eng. Bovenop de gemetselde muur zat er maar een ding op, bloeien en wel direct. Vandaag scheen de zon dus er zal wel een insektje langs komen om voor de bestuiving te zorgen. Dan vlot zaadjes vormen en de klus is weer geklaard. Het laat dan de zaadjes vallen in de voegen van de muur. In de zomer groeien daar hele kleine plantjes uit die dan het volgend jaar weer het verhaal opnieuw schrijven. Maar dat eerste zaadje hoe was die er toch terecht gekomen?

dinsdag 6 maart 2012

ONKRUID


Vogelmuur - Stellaria media

Men noemt mij onkruid. Al doe ik nog zo mijn best om mooi te zijn. In donkere dagen een bloemetje te dragen. Als men mij ziet grijpt een ieder naar de schoffel. In groententuin of bloementuin niemand wil mij er zien. Al geef ik in het koude en soms gure voorjaar te eten aan insektjes, het doet er niet toe. Maar ik geef niet op en laat me niet onder schoffelen of weg wieden. Als allen die mij kwaad willen doen nog met hun druk gedoe binnen zitten in de warmte, dan pak ik mijn kans. Dan zorg ik samen met diegenen die te eten krijgen van mij, voor mijn nageslacht. Zaadjes maak ik, honderden zaadjes en telkens als de schoffel langs geweest is zullen ze kiemen en groeien. Vooral als het regent en fris is en de boosdoeners dralen met de schoffel, bloei ik al weer dat het een lieve lust is en maak zaadjes, zaadjes en nog meer zaadjes. Mij krijgen ze er niet onder!
Met vriendelijke groeten, Vogelmuur.

maandag 5 maart 2012

OCTOPUSSIE ?

Aan de kale takken hangen een aantal bevroren en verdroogde mannen zachtjes heen en weer te bungelen in het voorjaarsbriesje. Gelukkig waren er enkele mannen die laat wakker zijn geworden en de vorst hebben overleefd. Naast hun dode broeders hangen ze vrolijk mee te wiegen op de zuchtjes wind en laten gele wolkjes stuifmeel los. Tussen de knoppen waarin blaadjes en nieuwe takjes nog in diepe slaap zijn, zitten knopjes met vreemde uitsteeksels. Rose-rood steken ze hun tentakeltjes in de lucht. Hun hoop is gevestigd op de ronddwarrelende stuifmeelkorrels. Het lijken wel kleine inktvistentakeltjes, een beetje geheimzinnig doen ze ook wel aan. Deze mooi opgedofte dames hebben maar een doel, uitgroeien tot een lekkere hazelnoot in de zomer. Ik verheug me nu al op deze lekkernij en met mij het bosmuisje in zijn holletje vlak onder de hazelaar.